Dames en heren,
Jongens en meisjes,
Vandaag herdenken wij het bombardement dat precies 84 jaar geleden het hart uit onze stad rukte. In slechts 13 minuten tijd lieten 54 Duitse Heinkels 97.000 kilo aan brisantbommen vallen. Ruim 25.000 woningen raakten onherstelbaar beschadigd, maar ook 31 warenhuizen, 2300 winkels, 1400 kantoren, 675 pakhuizen en vemen, 13 ziekenhuizen en 24 kerkgebouwen. Zo’n 80.000 Rotterdammers kwamen op straat te staan. In die eerste meidagen verloren minstens 1173 mensen het leven.
De tragedie van toen verwoestte onze stad, maar niet onze veerkracht. Talloze Rotterdammers stonden op, omdat zij vonden dat het moest. Omdat zij geloofden in een betere toekomst.
Zoals Dirk van Veelen uit de Joubertstraat. Dirk maakte schepen schoon tot hij werkloos raakte, zoals zovelen in die tijd. Nu trok hij met zijn EHBO-trommel door de stad om gewonden te verzorgen en de doden onder het puin vandaan te halen. Veel van zijn collega’s haakten af, omdat ze de gruwelen niet langer verdroegen. Maar Dirk ging door.
Of neem stadsarchitect Willem Witteveen. Vier dagen na het bombardement vroeg de gemeente hem om een wederopbouwplan te bedenken. Haast was geboden, uit angst dat de bezetter zelf met een ontwerp zou komen. Op een etage van de gemeentebibliotheek werkten Witteveen en zijn team letterlijk dag en nacht door. Al na enkele weken was hun plan klaar. Het zou – tot grote teleurstelling van Witteveen – nooit worden uitgevoerd.
En dan had je Tanneke en Nelly, de dochters van verzetsvrouw Dien den Hartog, die aan de Pleinweg woonden. Net als hun moeder riskeerden ook Tanneke en Nelly hun leven. Zij brachten exemplaren rond van de illegale krant Trouw, en soms een wapen. Ze waren nog maar 15 en 13 toen ze daarmee begonnen.
Mannen en vrouwen als Dirk en Willem, Tanneke en Nelly, hebben Rotterdam groot gemaakt. Zij ruimden het puin, stonden op tegen de bezetter en bouwden na de oorlog Rotterdam weer op. Dankzij hen herrees de verwoeste stad als een feniks uit haar as.
Die dertien desastreuze minuten vormden onze identiteit. Zij zitten diep in het DNA van Rotterdam, en van de Rotterdammers. Wij leerden dat je elke dag opnieuw kunt beginnen. Wij leerden dat morgen belangrijker is dan gisteren. Wij leerden dat je niet meer kunt veranderen wat is geweest, maar wel kunt vormgeven aan de toekomst.
Die veerkracht en volharding, en dat geloof in de toekomst, hebben we hard nodig, hier in de stad en ver daarbuiten. Want de vrede die we nu al bijna 80 jaar kennen, staat onder druk. In het Midden-Oosten zijn we getuige van een gruwelijke geweldsexplosie.
En drie grensovergangen bij ons vandaan vertrapt Rusland met bruut geweld een prille democratie. De vuurzeeën, de verwoeste woonwijken, de mensen die alles verloren wat hen dierbaar is… ze komen ons akelig bekend voor. Voor de inwoners van Marioepol, Bachmoet en Cherson is de oorlog geen geschiedenis.
Wat daar gebeurt, gaat ook ons aan. Het bedreigt ook onze manier van leven. De Oekraïners vechten ook voor onze vrijheid. Net zoals de Geallieerden en de mensen uit het verzet dat hier deden.
Maar ook zonder tanks en bommen kan een democratie, kan onze vrijheid, gevaar lopen. In het volle zicht, stap voor stap. Onze democratie - waar in de Tweede Wereldoorlog zo hard voor is gevochten - is geen vanzelfsprekendheid. Want democratie helpt zichzelf niet. Democratie is geen kijksport. Democratie blijft alleen bestaan dankzij ons.
De Amerikaanse schrijver en Auschwitz-overlevende Eli Wiesel schreef ooit:
‘Niet haat, maar onverschilligheid is het tegenovergestelde van liefde.’
Deze woorden van Wiesel vormen een opdracht aan ons allemaal. Om niet aan de zijlijn te blijven staan, maar in actie te komen. Om op te staan. Tegen discriminatie en antisemitisme. Tegen onverdraagzaamheid en onrecht. Tegen alles wat onze vrede en vrijheid bedreigt.
Want nu de meeste getuigen van de Tweede Wereldoorlog niet meer leven, zijn wij de vaandeldragers van die vrede en vrijheid geworden. Een vrede en vrijheid die we in de wieg cadeau kregen. Een vrede en vrijheid waar we niets voor hoefden te doen, maar alles voor moeten geven.
Dit besef schept een enorme verantwoordelijkheid. Als Rotterdammers van nu staan we op de schouders van de Rotterdammers van toen. Mogen we verder bouwen aan de stad waar mensen als Dirk en Willem, Tanneke en Nelly, destijds aan bouwden.
Mensen die voor elkaar in staan. Mensen die zich niet neerleggen bij de dingen zoals ze zijn. Mensen die geloven in een betere toekomst, en daar elke dag aan werken. Mensen die weten dat je sterker wordt door strijd.
Dat is waar Rotterdam voor stond, dat is waar Rotterdam voor staat. Dat is wat het betekent om Rotterdammer te zijn.
Dank u wel.