Met de Woningbouwimpuls - van in totaal 1 miljard euro – draagt het ministerie van BZK in de komende jaren bij aan de versnelde totstandkoming van ten minste 65 duizend betaalbare woningen.
In Nederland is een groot tekort aan woningen: de komende tien jaar moeten er 845.000 woningen bijgebouwd worden. Daarbij is er vooral veel vraag naar betaalbare woningen voor starters en middeninkomens. Met de Woningbouwimpuls draagt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij aan projecten die anders moeilijk of traag tot stand komen omdat ze een financieel tekort kennen. Het geld kan ingezet worden voor het betaalbaar maken van woningen of de inrichting van de openbare ruimte. Bijvoorbeeld voor de sanering van vervuilde grond, het uitplaatsen van bedrijven en de aanleg van toegangswegen. Ook kan het geld ingezet worden voor het terugdringen van de uitstoot van stikstof indien de doorgang van het project hier afhankelijk van is.
Indienen aanvraag
De Woningbouwimpuls zet in op sneller meer betaalbare woningen realiseren om zo het woningtekort in te lopen en de bouwproductie hoog te houden. Om in aanmerking te komen voor een bijdrage, moeten projecten aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moeten projecten minimaal 500 woningen opleveren, waarvan minstens de helft betaalbare woningen zijn voor starters en mensen met middeninkomens. Daarbij moet de bouw van woningen binnen drie jaar starten. Gemeenten kunnen tussen 1 en 15 juli 2020 een aanvraag indienen bij het RVO-loket Woningbouwimpuls. Een onafhankelijke commissie toetst de aanvragen en brengt vervolgens advies uit aan minister Ollongren. In september wordt bekend gemaakt welke projecten een financiële bijdrage krijgen.
In het najaar wordt het loket Woningbouwimpuls geopend voor een tweede aanvraagronde. Ook in 2021 en de daaropvolgende jaren krijgen gemeenten opnieuw de kans om woningbouwprojecten aan te melden voor een bijdrage vanuit de impuls.